Bekabeling
Vermogenskabels alsmede motorkabels, tussenkringkabel, geheugenkabel en remkabel gescheiden van de voedings- en stuurstroomleidingen aanleggen.
Alle kabels moeten zo dicht mogelijk tegen het referentiepotentiaal, zoals bijv. de montageplaat, worden aangelegd.
Alle kabels zo kort mogelijk houden. Extra lussen vermijden.