Kortsluitingsbewaking
Binnen de groep 8809 "Eindtrapbewaking – energietoevoer voor de configuratie van de kortsluitingsbewaking” zijn de volgende parameters beschikbaar.
Hiervoor kunnen normaal gesproken de standaardwaarden worden gehandhaafd.
- 8809.100 "Kortsluitingsbewaking: spanningsgrens (A-zijde)"
- 8809.101 "Kortsluitingsbewaking: spanningsgrens (B-zijde)"
- 8809.102 "Kortsluitingsbewaking: activeren (A-zijde)"
- 8809.103 "Kortsluitingsbewaking: activeren (B-zijde)"
Daarnaast heeft de kortsluitingsbewaking informatie nodig over de gekoppelde capaciteiten, om een kortsluiting naar behoren te kunnen detecteren. Deze informatie wordt door parameters uit andere groepen verstrekt. Hun waarden moeten bij de inbedrijfstelling overeenkomstig de applicatie worden ingesteld:
- 8811 "Configuratie – Energietoevoer"
- 8811.11 "Capaciteit eindtrap (A-zijde)". Deze waarde is afgeleid van de configuratiegegevens van het apparaat.
- 8811.12 "Capaciteit eindtrap (B-zijde)". Deze waarde is afgeleid van de configuratiegegevens van het apparaat.
- 8811.13 "Capaciteit toepassing fix (A-zijde)".
- 8811.14 "Capaciteit toepassing fix (B-zijde)".
- 8817 "Configuratiegegevens – Geheugeneenheid".
- 8817.6 "Capaciteit".
- 8818 "Laadbeheer".
- 8818.52 "Eindtrapzijde".
- Indien een kortsluiting wordt gedetecteerd, meldt het apparaat de fout E7.8: kortsluiting A-zijde of B-zijde.
Kortsluitingsbewaking tijdens het laden
De bewaking kan de kortsluiting alleen detecteren als het apparaat de kortsluiting op dat moment voorziet van stroom.
Het betreft hier een plausibiliteitscontrole tussen de aan de bewaakte zijde toegevoerde energie, de capaciteit van deze zijde en de daaruit voortkomende spanningstoename.
De bewaking loopt door tot aan de door parameter 8809.100 en 8809.101 ingestelde spanningslimiet. Dit betekent dat wordt gemeten totdat de spanning in theorie boven deze grens uit is gestegen. Voor een betrouwbare werking moet de spanning dan ook zo worden gekozen dat tot aan deze spanning nog geen verbruikers starten.
Hoe lager de spanningsgrens, hoe korter het tijdsbestek tot het melden van een kortsluiting. En hoe korter de tijd gedurende welke stroom naar de kortsluiting gaat. Hoe hoger de capaciteit of hoe geringer de geïntroduceerde spanning, hoe langzamer de spanning stijgt en hoe langer het duurt voordat de fout wordt gedetecteerd.
Kortsluitingsbewaking tijdens bedrijf
Hier worden transiënte spanningsafnames bewaakt. Als een voor de aangegeven capaciteit niet-plausibele spanningsafname wordt gedetecteerd, wordt deze als kortsluiting beschouwd.